Kor Grit

Corruptie: in Indonesië zijn ze de naïviteit voorbij       okt 2021

Wat niet weet wat niet deert, zo luidt de ietwat ouderwetse Nederlandse uitdrukking. Maar als het om corruptie gaat zal je in Indonesië in ieder geval geen onwetendheid tegenkomen.
Helaas zijn er veel voorbeel­den te geven van corruptie en integriteitsschandalen uit de Indonesische politiek en het zakenleven. Het publieke bewustzijn is dan ook doordrongen van een sterk besef van onrecht en een ge­zonde mate van argwaan. Door som­mige Indonesiërs wordt met jaloezie naar het Westen gekeken. Want daar is integer bestuur een zekerheid, toch? Er zijn diverse ideeën over het ontstaan van corruptie in Indonesië. Volgens sommigen was er al corrup­tie in de Javaanse koninkrijken van de achtste en negende eeuw. Land van arme boeren werd toen onrechtmatig toegeëigend en ambtenaren staken een deel van de belastingen in hun eigen zakken. Anderen beweren dat corruptie voortkomt uit de Japanse overheer­sing van 1942-1945. De Japanse mili­tairen en ambtenaren zouden de bevolking uitknijpen en die corrupte praktijken zouden zijn overgenomen door Indonesische ambtenaren.
Stelen van de armen
Je hoeft echter niet ver terug in de geschiedenis voor een voorbeeld van corruptie. Zo hebben de afgelopen jaren de kranten volgestaan over Juliari Batubara, de voormalig minister van Sociale Zaken. Hij was tijdens de coronapandemie verantwoorde­ lijk voor de verspreiding voedselpakketten onder de allerarmsten in Indonesië. Met de leveranciers van de voed­selpakketten had hij echter een afspraak gemaakt. Van elk pakket van 300.000 Indonesische roepia (ongeveer 18 euro) ging 10.000 roepia (0,60 eurocent) naar zijn eigen per­soonlijke rekening. Volgens de Indonesische anticor­ruptiecommissie, Komisi Pemberan­tasan Korupsi (KPK) heeft hij op deze manier zeventien miljard roepia in eigen zak gestoken. Omgerekend ruim een miljoen euro. Toen dit in december 2020 aan het licht kwam is Juliari vanzelfspre­kend direct gearresteerd. Een maand geleden heeft de rechter het vonnis uitgesproken. Juliari is schuldig bevonden aan corruptie en kreeg een gevangenisstraf van 12 jaar plus een boete van 14,5 miljard roepia. Volgens de Indonesische wet had hij zelfs de doodstraf kunnen krijgen, niet mild voor een corrup­tiezaak.

Onwetend of onverschillig?
Naast de twee bovengenoemde ideeën over de ontstaansgeschiedenis­ van corruptie is er ook het per­spectief dat het Nederlands kolonia­lisme hieraan een steentje heeft bijgedragen. Een veelgehoorde grap in Indonesie is dat VOC eigenlijk een afkorting is van Vergaan Onder Corruptie. Je hoeft slechts de parel van de Nederlands literatuur, Max Havelaar, te lezen om te zien hoe wijdverbreid corruptie was in Indonesië onder Nederlands bewind. De VOC had het misschien niet uitgevonden of geïntroduceerd, maar de ambtenaren van Nederlands-Indië deden nagenoeg niks om het tegen te gaan.
Toch is het beeld onder een groot deel van de Indonesische bevolking dat het Westen niet of nauwelijks corruptie kent. Onlangs sprak ik met een vriendin over de corrupte Indonesische minister van Sociale Zaken toen ze zei: “Dat heb je in Nederland niet echt, toch?” Ik viel even stil, want er was geen eenvoudig ja of nee. Ik was op zoek naar woorden. Wat is het Indonesi­sche woord voor toeslagenaffaire? Hoe kan ik aardbevingsschade door gaswinning uitleggen in het Indone­sisch, de kwestie ‘functie elders’, een minister die lobbyist wordt, tot vijf miljard euro aan uitgaven in de coronapandemie waar de politiek geen of nauwelijks verantwoording over kan geven? En dit zijn slechts enkele integriteit kwesties van de afgelopen jaren. Niet voor niets heeft het Europese anti-corruptieorgaan GRECO diverse aanbevelingen aan Den Haag gedaan, helaas met weinig gevolg. Misschien is het probleem van Nederland niet langer onwetendheid of naïviteit, want de meeste mensen weten ondertussen wel dat Nederlandse bestuurders geen onberispelijke moraal hebben. Misschien is het probleem eerder onverschillig­heid, onvermogen tot woede over het onrecht dat de ander wordt aangedaan.

 

De gevolgen van vaccinongelijkheid zijn zichtbaar in Indonesië

27 jul 2021

Indonesië wordt momenteel hard getroffen door corona. De ziekenhuizen zijn overvol, er is een zuurstoftekort en het dodental loopt rap op, aldus Kor Grit die er werkt namens Kerk in Actie.
Indonesië wordt momenteel heel hard getroffen door corona. De ziekenhuizen zijn overvol, er is een zuurstoftekort, het dodental loopt rap op en niemand weet wat precies de omvang van deze nieuwe golf in Indonesië is of zal worden.
Sterven aan corona
De gruwelijkheden zijn overal in kranten, op televisie en op internet te vinden en hoef ik hier niet te herhalen. Wat ik me afvraag is hoe het kan dat het ene land en continent bezig is met het vaccineren van pubers en tieners, terwijl op andere plekken in de wereld veertigers en vijftigers op de ic’s liggen of sterven aan corona,
Aan het begin van de pandemie hadden een paar idealisten van de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) het idee om coronavaccins eerlijk te verdelen. Via het programma COVAX zouden vaccins van de producenten gekocht worden en daarna eerlijk verdeeld worden over de landen waar vaccins onvoldoende beschikbaar zijn of die dat nooit kunnen betalen.
Veel welvarende landen – waaronder Nederland en meer landen in de Europese Unie, kochten echter ook vaccins direct van de producenten voor eigen gebruik. Daardoor waren er minder vaccins beschikbaar voor het COVAX-programma en voor ontwikkelingslanden.
Schaarste
Ondanks alles zijn in Indonesië al bijna vijftig miljoen mensen (deels) gevaccineerd. Toch is minder dan 10 procent van het land volledig gevaccineerd. Dat komt voornamelijk door een schaarste aan vaccins.
Behalve dit kleine percentage is het probleem ook dat men waarschijnlijk niet de beste vaccins in de bovenarm krijgt. Ik hoorde een immunoloog uit Nederland in het programma Op1 eens zeggen dat Pfizer en Moderna ‘de sportwagens onder de vaccins’ zijn, maar ook AstraZeneca is heel goed, voegde ze daaraan toe.
In andere delen van de wereld heeft men de luxe van keuze tussen vaccins niet, legde diezelfde immunoloog later uit. Sinovac, het vaccin uit China waarmee meer dan 90 procent van de Indonesiërs nu gevaccineerd wordt, lijkt niet echt op een sportwagen, al helemaal niet tegen de deltavariant van het coronavirus. Volledig gevaccineerde mensen worden alsnog ernstig ziek, vooral als ze op leeftijd zijn. Sommigen komen zelfs te overlijden, dat was het lot van een 71-jarige gevaccineerde dokter op Midden-Java.
EMA-goedkeuring
De vaccinongelijkheid gaat dus niet enkel om de aantallen, maar juist ook over de soorten vaccins die beschikbaar zijn. Als je volledig gevaccineerd bent met een door de EMA-goedgekeurd vaccin kan je als Indonesiër sinds kort weer een visum aanvragen voor Nederland. De impliciete boodschap is dat de EU Sinovac niet vertrouwt. De gevolgen zijn enorm. Hoe kunnen Indonesische studenten de komende jaren op uitwisseling in Nederland? Hoe kunnen zakenmensen een congres bijwonen in Europa? Moeten zij ‘nog even’ wachten op het einde van de pandemie? Wordt de ongelijkheid tussen het rijke Westen en ontwikkelingslanden met een paar jaar vergroot?
India
In de media is het dominante verhaal dat deze nieuwe golf veroorzaakt wordt door religieuze feestdagen in mei – zoals het Suikerfeest – en de daarmee samengaande mobiliteit. Een verklaring die ook vaak herhaald werd toen India in het voorjaar in een vergelijkbare situatie zat. Die uitleg houdt de oorzaak gemakkelijk lokaal, ver van de Nederlandse of Europese invloedsfeer. De schuld van deze ellende ligt in het land zelf, zo is de achterliggende gedachte. En dat klopt dus gewoon niet. Voor mij persoonlijk kwam het wat dichterbij toen ik een week geleden op het vliegtuig stapte voor een bezoek aan Nederland. Een collega stuurde een berichtje. ‘Neem zoveel mogelijk vaccins mee op je terugreis naar Indonesië in augustus’, zo was zijn suggestie. Helaas is dat geen optie, maar ik hoop wel dat Nederland meer moeite zal doen om vaccinongelijkheid tegen te gaan. Nu we in Nederland massaal gevaccineerd zijn kunnen we misschien nog een keer drammen bij onze regering zodat meer vaccins naar plekken gaan waar de nood het hoogst is. Zodat ook de rest van de wereld weer veilig kan leven.

 

 

Het virus is de wéreld nog niet uit                               27 jun 2021

Terwijl er uit Nederland en Europa veel positieve verhalen klinken over toename van vaccinaties en afname van besmettingen, hangt de vlag er hier in Indonesië heel anders bij. Van februari tot april leek er weinig aan de hand, met en dagelijkse toename van ongeveer 5000 besmettingen, heel weinig op een bevolking van 270 miljoen. Nu staat de teller op ongeveer 20.000 per dag, maar in hoeverre kunnen we deze cijfers vertrouwen? En nog belangrijker, kan de Indonesische gezondheidszorg deze druk wel aan?
Indammen als luxe
Vanaf het begin van de pandemie leek de Nederlandse overheid te proberen de uitbraak in te dammen. Geen te strenge lockdown zoals in andere landen, maar genoeg controle over de verspreiding om overbelasting van de zorg te voorkomen, zo leek de gedachte. Er was veel kritiek en deze benadering werd als onverantwoordelijk gezien. Bezien vanuit de huidige situatie in Indonesië is een dergelijke coronastrategie eerder een luxe dan een gebrek. Afgelopen week gaf de sultan van Yogyakarta, Hamengkubuwono X, uitleg waarom een lockdown geen optie is: de overheid kan het verlies van inkomen niet compenseren.  
Hoewel de huidige toename van besmettingen grotendeels te verklaren is door recente feestdagen, vakanties en mudik (familiebezoek tijdens Lebaran, het Suikerfeest), wordt er al lang getwijfeld aan de officiële besmettingscijfers van de Indonesische overheid. Onlangs werd door diverse media verwezen naar een studie waaruit bleek dat in januari van dit jaar al 15% van de Indonesische bevolking antilichamen zou hebben en dus een coronabesmetting zou hebben doorgemaakt. Volgens de officiële cijfers zijn sinds het begin van de pandemie tot op heden slechts 2 miljoen mensen (minder dan 1% van de bevolking) positief getest. De officiële cijfers zijn dus maar het topje van de ijsberg.  
Dat mensen terughoudend zijn om zich te laten testen is begrijpelijk. De kosten van een sneltest is evenveel als 10% van het minimum maandloon. De meer betrouwbare PCR-test kost 30% van een minimum maandloon.  Als de overheid eigenlijk niet weet hoeveel mensen daadwerkelijk corona hebben is indammen ook geen optie.

Ondertussen wordt ook daadwerkelijk zichtbaar dat de overheid deze pandemie niet onder controle heeft: afgelopen week werden de eerste beelden van overspoelde ziekenhuizen in West Java gedeeld op social media. Dit weekend werden ook de eerste ziekenhuizen in Yogyakarta gesloten voor nieuwe patiënten. De foto hierboven toont enkele flyers van ziekenhuizen in Yogya die deze keuze hebben moeten maken.  
Vaccineren en balanceren tussen optimisme en naïviteit
Als ik deze pandemie iets geleerd heb is het dat mijn optimisme makkelijk overslaat in naïviteit. Toen we anderhalf jaar geleden moesten terugkeren naar Nederland dacht ik nog dat we voor de zomer weer in Yogyakarta zouden zijn. Uiteindelijk werd dat eind oktober. Zo’n 6 maanden geleden had ik de hoop dat het leven in Indonesië deze zomer weer enigszins normaal zou zijn, maar ook daar lijkt het momenteel allermist op.  Gelukkig wordt ook in Indonesie volop gevaccineerd. Al het zorgpersoneel is ondertussen al ingeënt en er zijn al meer dan twee keer zoveel prikken gezet als in Nederland. Toch betekent dit dat slechts 10% van de bevolking nu gevaccineerd is. Bovendien krijgen de meeste mensen vaccins waarvan de effectiviteit betwijfeld wordt. Zo zijn de laatste weken veel zorgmedewerkers ondanks vaccinatie alsnog ziek geworden door corona. Het mag duidelijk zijn dat de pandemie hier nog niet voorbij is en dat de komende periode erg moeilijk en spannend zal worden voor Indonesië. Hopelijk zal men hier behalve gezond verstand ook optimisme houden dat de pandemie eens ten einde zal komen. 

Puzzle raksasa: candi Prambanan                     31 mei 2021

Yogyakarta wordt wel de stad van duizend tempels (seribu candi) genoemd. De stad heeft een lange geschiedenis en was een machtscentrum voor hindoeïstische, boeddhistische en islamitische koninkrijken. Zelfs nu heeft de stad nog een sultan in plaats van een gouverneur en een bijzondere status met meer autonomie dan andere gebieden. Behalve die sultansfamilie zijn ook de duizend tempels in Yogyakarta een erfenis van de geschiedenis van de stad. Een van de tempels is de Prambanan.
Toerist in eigen stad   
Samen met de Borobudur is de Prambanan een van de belangrijkste toeristische trekpleisters van Yogyakarta. De meeste toeristen verblijven slechts een paar dagen in Yogyakarta en bezoeken in die tijd beide tempels en het paleis van de huidige sultan. Saskia en ik hadden pas na 8 maanden voor het eerst de gelegenheid om de Prambanan te bezoeken. We maakten vaak de grap dat we ondertussen vrijwel alle bouwmarkten in Yogyakarta hadden bezocht, maar nog geen enkele tempel. Toen we enkele weken gelegen dus eindelijk naar de Prambanan gingen, gelegen op zo’n 15 kilometer van ons huis, voelde het even alsof we toerist in eigen stad waren. Normaal gesproken wemelt het in de Prambanan van de toeristen. Ons bezoek vond echter plaats tijdens de Ramadan, op een vrijdagmiddag en natuurlijk midden in de coronapandemie, waardoor we vrijwel de enige bezoekers waren.  

Tempel of tempels
Hoewel de tempel op de foto hierboven vaak wordt gezien als de Prambanan is de Prambanan in werkelijk niet een tempel, maar een tempelcomplex met honderden verschillende hindoeïstische en boeddhistische tempels. De diverse tempels liggen enkele honderden meters van elkaar, zijn gebouwd voor diverse goden en hebben allen hun eigen karakter en architectuur. Een bezoek aan het tempelcomplex kan daarom al snel een paar uur in beslag nemen.
Prambanan als reuzepuzzel
De meeste van deze tempels zijn gebouwd in de 8e en 9e eeuw n.C. en hebben een zwaar leven achter de rug. Door natuurrampen, vernieling en simpelweg slijtage zijn de tempels zwaar beschadigd. Sinds begin 20e eeuw worden de tempels gerenoveerd, een proces dat nog honderden jaren kan duren. De restoratie heeft iets weg van een reuzepuzzel, zoals op de foto hieronder te zien is. Er ligt een hoopje originele stenen die worden aangevuld met nieuwe stenen en samengevoegd tot de originele vorm van de tempels. Het mooie is echter dat de restoratie de lange geschiedenis van de Prambanan goed illustreert, maar ook een beeld geeft van de toekomst. Het contrast tussen de tempels die nog zonder vorm zijn en de tempels die al af zijn en tussen de originele donkere stenen en de nieuwe lichte stenen geven mooi weer wat de tempels hebben doorstaan en hoe bijzonder het eruit zal zien als de puzzel eenmaal voltooid is.  



 

Testen, testen, testen         Kor Grit                             mei 2021
“Testen, testen, testen.” Dat was het mantra aan het begin van de Covid-19 pandemie. Een jaar later, staat de vaccinatie gelukkig al meer op de voorgrond dan het testen, ook in Indonesië, maar ondertussen had ik me het testen al wel ter harte genomen. De vierde keer dat ik getest werd was het raak: positief.
Onverwacht positief
Reizen tussen provincies impliceert in Indonesië veelal een vliegreis. Dat kan ook niet anders in een land met tientallen duizenden eilanden. Een vliegreis vereist een negatieve coronatest (sommige treinreizen trouwens ook). Toen Saskia en ik twee weken geleden dus naar Bali wilden moesten een test ondergaan. Gelukkig kan dit zonder veel moeite bij vrijwel alle ziekenhuizen in Yogyakarta, zoals in het filmpje hieronder van een teststraat bij het Katholieke Panti Rapih ziekenhuis te zien is. Mijn testresultaat gooide echter roet in het eten van onze reisplannen, want een positieve test betekent minstens 10 dagen in zelf-isolatie.
Isoman
Zelf-isolatie, in het Indonesisch “isolasi mandiri” (of naar goede Indonesische afkorttraditie: isoman), betekent hier letterlijk je huis niet verlaten. Dat geldt bovendien voor je hele familie. Hoewel Saskia dus negatief getest was, moest ook zij isolatie. De coronaklachten waren gelukkig zeer beperkt en mild: vermoeidheid af en toe wat hoofdpijn en een kuchje. Evengoed hielden we een strikt gezondheidsregime van veel slaap, veel water en veel groente en fruit. Die laatste kunnen in Indonesië zonder moeite via mobiele apps besteld worden, wat dat betreft is de samenleving goed ingericht voor een isoman. 
Coronaschaamte
Een positieve coronatest brengt ook een soort van telefoonboom op gang. Als eerste moest ik natuurlijk mijn collega’s van de UKDW inlichten. Helaas had ik de dag voor de test nog een vergadering gehad met enkele collega’s, die moesten daarop ook getest worden. Gelukkig waren beiden negatief: hygiëne, afstand houden en mondkapjes dragen lijken dus echt te helpen. Vervolgens moest ik enkele vrienden die we de week daarvoor gezien hadden informeren, gelukkig waren ook zij negatief getest. Twee dagen later werd ik gebeld door de lokale puskesmas (soort van Indonesische GGD) die benadrukten dat we het huis niet mogen verlaten en bij klachten naar het ziekenhuis kunnen. Om de verspreiding van Covid-19 te beperken is de bekendheid van een besmetting, gevolgd door isolatie natuurlijk essentieel. Tegelijkertijd ervoer ik wel hoe dit bijdraagt aan een gevoel van ongemak en schaamte over besmetting met een virus dat de iedereen wereldwijd juist probeert te elimineren.

En coronaprivilege
Aan de andere kant toonde de positieve test ook ons privilege wat betreft gezondheid. Om maar een paar voorbeelden te noemen: het feit al dat we toegang hebben tot een PCR-test, die veel nauwkeuriger maar ook duurder is dan de antigen-test die de meeste Indonesiërs gebruiken. Het gemak waarmee we gezond eten online kunnen bestellen en laten bezorgen. De gelegenheid om zonder problemen vanuit huis te werken. Maar bovenal natuurlijk het feit dat we enkel milde klachten hadden.

Via de  link kunt u ook een korte video zien.

 

 

Tropisch tuinieren: geloof en ontbossing

Kor Grit  april 2021

Misschien komt het door een gebrek aan contact met mensen, als gevolg van corona, maar sinds onze terugkeer in Yogyakarta zijn planten en bomen een belangrijk onderdeel van ons leven geworden. Groen is natuurlijk sowieso onvermijdelijk in het land dat wereldwijd op de derde plek staat wat omvang van regenwoud betreft. Bovendien is ecologie ook een belangrijk onderdeel van mijn werk.
Martondi hau
Als Nederlander die nog maar kort in Indonesië woont heb ik me er nog niet aan gewaagd een bezoekje aan het bos te brengen. Bossen in Indonesië zijn natuurlijk niet te vergelijken met de veelal door mensen aangelegde natuur die ik in Nederland gewend ben. Gelukkig is er een promovendus aan de UKDW die onderzoek doet naar het bos in de omgeving van Samosir, op het eiland Sumatra. Haar naam is Naomi. Van Naomi leerde ik dat de bevolking van Samosir van oudsher een beeld heeft van het bos als onderdeel van de menselijke gemeenschap. Sterker nog, het bos wordt gezien als levend wezen, in het bezit van een geest. In de lokale taal wordt dit “martondi hau” genoemd. Helaas heeft dit geloof niet kunnen voorkomen dat het bos in Samosir behoorlijk vernield is.
Contextuele theologie
Naast economische uitbuiting van het bos, heeft het moderne Europese Christendom dat de zendelingen introduceerden in Samosir dus ook bijgedragen aan een grotere kloof tussen de bevolking en het bos in die omgeving. Dit is echter niet de deprimerende conclusie van het onderzoek van Naomi. Haar onderzoek gaat juist over het potentieel van lokale theologie voor een goede relatie tussen mens en de rest van de schepping. Dit wordt doorgaans contextuele theologie genoemd: hoe kan de lokale wijsheid en traditie zich in harmonie verhouden tot het Christendom? Volgens Naomi kan dit als de kerk in Samosir de traditionele geloofsopvattingen over het bos herinterpreteerd. Binnen die interpretatie kan het bos als deel van de schepping inderdaad gezien worden als onderdeel van de menselijke gemeenschap. Bovendien kan Christelijke theologie benadrukken hoe Gods voorzienig, bescherming en schoonheid zijn weg vindt door de schepping.

Het volledige blog en  het interview met Naomi is de volgen met deze link:
https://kerkinactie.protestantsekerk.nl/verhalen/tropisch-tuinieren-geloof-en-ontbossing/

 

Tropisch tuinieren                        Kor Grit         feb 2021             
Superkleinschalige tuinbouw
Een van de meest iconische beelden van Indonesië is natuurlijk de sawah (het rijstveld). Je hoeft niet ver te reizen om een rijstveld te zien, zelfs niet in een miljoenenstad als Yogyakarta. Veel rijst wordt kleinschalig verbouwd en de velden liggen doorgaans direct aan de rand of middenin woonwijken.

  Een collega van de UKDW, Kees de Jong, woont zelf direct naast een aantal rijstvelden. Hij vertelde me eens dat rijst in Indonesië een politiek gevoelig onderwerp kan zijn. Tijdens de verkiezingen van 2019 had de voornaamste opponent van Jokowi de beschuldiging gemaakt dat Jokowi in zijn eerste termijn als president rijst had geïmporteerd uit andere landen in Zuidoost-Azië. Een impliciete aantijging van gebrek aan trots en vertrouwen in Indonesische producten.  De realiteit is echter dat de laatste decennia het regenseizoen minder voorspelbaar is geworden en veel boeren daardoor veelal slechts 1 of 2 keer per jaar kunnen oogsten.
Hidroponik
Veel Indonesiërs zijn zich dus bewust zijn van mogelijke kwetsbaarheden in voedselvoorziening. Het zal daarom geen verrassing zijn dat men aan het begin van de coronapandemie afvroeg of al het voedsel nog beschikbaar zou zijn op de pasar(markt) en in de supermarkt. Normaal gesproken wordt bij sommige restaurants al ter plaatste groente verbouwd, of pepers zoals in de foto hieronder.

 
Door corona doet men daar nog een schepje bovenop en werd er massaal groente verbouwd door middel van hidroponik, een systeem waarbij de groenten direct in het water worden gekweekt. Onderweg van de UKDW naar huis kom ik diverse constructies tegen van plastic buizen en bakken met groente en diverse eetbare planten. Hidroponik dient in Indonesië als een soort van onderhoudsarme moestuin waardoor men minder afhankelijk is van de supermarkt. Ook in onze eigen buurt is te zien dat mensen in Yogyakarta meer bezig zijn met voedselproductie. Het veld voor ons huis is normaalgesproken begroeid met allerlei wilde planten en bomen. Sinds onze terugkeer is ook dit veld bewerkt en wordt het gebruikt om voedsel te verbouwen. Het is bijna alsof we midden in de sawah wonen.  

Uitgezonden medewerker in ballingschap

Een uitgezonden medewerker die niet kan zijn waar die naartoe gezonden is. Een uitgezonden medewerker in ballingschap. Het klinkt misschien als een contradictio interminis. Ben je überhaupt een nog een uitgezonden medewerker als je niet aanwezig bent in het land waar je zou moeten wonen en werken?

In januari vertrokken Saskia en ik naar Yogyakarta, waar ik als docent religiewetenschappen aan het werk zou gaan bij de Universitas Kristen Duta Wacana (UKDW) en Saskia actief wilde zijn op het gebied van vrouwenrechten en arbeidsrecht. De coronapandemie gooide roet in het eten en nog voor het regenseizoen op Java voorbij was moesten we terug naar Nederland. Het proces van terugkeer was op zichzelf al moeilijk genoeg. Een gevoel van falen in combinatie met een postkoloniale verlegenheid overheerste. Het verschil tussen onszelf en onze Indonesische collega’s en vrienden werd hierdoor pijnlijk benadrukt en onze mooie idealen om grondig te integreren in de Indonesische samenleving werden abrupt onderbroken.

Desalniettemin keerden we terug in Nederland met een gezonde dosis optimistische nativiteit. “Voor de zomer kunnen we toch wel weer terug naar Yogya”, zo dachten we in april. We probeerden de terugkeer te benaderen als een soort van lange vakantiereis en kwamen aan op Schiphol met elk een koffertje. Terwijl we die hoop op een spoedige terugkeer lang hebben volgehouden merkten we ook al snel dat ons leven zich weer in Nederland ging afspelen. De afstand naar Indonesië kan met de technologie van tegenwoordig natuurlijk makkelijk overbrugd worden. Saskia en ik konden onze Indonesische taallessen makkelijk voortzetten via Skype en alle activiteiten van de UKDW waren ook online te volgen. Tegen wil en dank kreeg het leven in twee werelden langzamerhand steeds meer vorm. We kunnen en willen niet weer te veel wennen aan het leven hier terwijl we proberen, vaak met moeite, onze verbinding met Indonesië warm te houden.

Dat het onderhouden van de verbinding met Indonesië moeite kan kosten is ook te merken in werkzaamheden. Juni en juli zouden de maanden zijn dat ik samen met collega’s van de UKDW onderzoek zou doen naar ecologie onder religieuze gemeenschappen in Yogya. In plaats daarvan zat ik achter de computer en in de boeken om toch nog op een of andere manier vorm te geven aan dit onderzoek. Toen na de zomer, in september de colleges weer begonnen (vanzelfsprekend online) werd ook duidelijk dat het tijdsverschil ook niet bijdraagt aan makkelijke werkomstandigheden. Aangezien we in Nederland vijf uur

achterlopen kunnen mijn colleges helaas niet zo vroeg beginnen als Indonesische collega’s graag zouden willen. Daarnaast hoor ik van veel docenten positieve ervaringen over online onderwijs en het zal zeker voordelen hebben, maar ook nadelen. Helaas heeft niet elke student in Indonesië toegang tot een betrouwbare internetverbinding. Bovendien wordt het voor de veelal beleefde (of vanuit Nederlands perspectief zelfs timide) Indonesische studenten niet makkelijker om actief te participeren tijdens online colleges.

Tegelijkertijd is het juist bemoedigend om te zien dat het leven in Indonesië ook “gewoon” door gaat. Studenten van de UKDW lijken onverminderd pienter en geïnteresseerd in contextuele theologie en interreligieuze relaties en Indonesische kerken hebben diverse online bijeenkomsten georganiseerd over actuele thema’s om van elkaar te leren en elkaar te ondersteunen. Bovendien zal er ongetwijfeld een moment komen dat Saskia en ik ons nog jonge leven in Indonesië weer kunnen oppakken en tot die tijd proberen we te genieten van het beste van beide werelden.
PS: Saskia werkt van juli tot eind september op Lesbos bij een organisatie voor de vluchtelingenopvang

De gevolgen van het coronavirus: een onzekere terugkeer

Blog 2                                                                                                                                 zaterdag 28 maart 2020

Er is geen ontkomen aan, vrijwel alles gaat momenteel over het coronavirus, zo ook deze blog. Terwijl sommigen het enkele weken geleden nog als onschuldige griep zagen wordt het nu een regelrechte crisis genoemd. De ontwrichtende kracht van de pandemie is ook voor Saskia en mij realiteit geworden, afgelopen week moesten we namelijk Indonesië verlaten om tijdelijk terug te keren naar Nederland.

De onzekerheid van het bestaan in Indonesië

De onvoorspelbaarheid van de natuur is vele Indonesiërs niet vreemd. Terwijl ik twee generaties terug moet voor ervaringen van de meedogenloosheid van de natuur in Nederland, kent Indonesië in de laatste twee decennia al diverse natuurrampen met honderdduizenden slachtoffers tot gevolg. Dit is niet slechts een kwestie van schaal, een gevolg van de grootte van het land. Sinds onze aankomst in Yogyakarta eind januari zijn er diverse overstromingen geweest in Jakarta en West Java, is de Merapi vulkaan twee keer tot uitbarsting gekomen, hebben we een kleine aardbeving gehad en heeft de stroming in de rivieren en de zee ten zuiden van Yogyakarta meerdere mensenlevens gekost. Het leven in Indonesië is misschien over het algemeen meer bepaald door toevalligheid dan in Nederland en de onzekerheid van het bestaan lijkt door veel mensen te zijn geïnternaliseerd.

Misschien is dat mede waarom er in Indonesië meer ontspannen op het coronavirus geageerd wordt dan in Nederland. Ook in Indonesië zijn de scholen en universiteiten gesloten, de UKDW, waar ik werk, al sinds midden maart. Bovendien is het uitzonderlijk rustig op staat in Yogyakarta. Toch gaat een groot deel van het publieke leven gewoon door. Markten, restaurants en de vele koffietentjes zijn nog gewoon open. Natuurlijk kunnen vele arbeiders, vooral in de informele sector, zich helemaal niet permitteren om niet naar hun werk te gaan, maar ook veel niet-economische activiteiten zijn niet afgelast.

Het zekere voor het onzekere

Des te groter was onze verbazing toen Saskia en ik vorige week maandag lazen dat de Nederlandse ambassade in Jakarta alle reizigers adviseert terug te keren naar Nederland. In eerste instantie dachten we dat dit geen betrekking op ons had maar vooral van toepassing was op toeristen. Twee dagen later zette de ambassade deze boodschap echter kracht bij met de oproep tot terugkeer aan alle Nederlandse permanente bewoners in Indonesië. Na zorgvuldige afweging van Kerk in Actie met de UKDW en met Saskia en mij is daarom besloten de oproep van de ambassade te volgen en ons tijdelijk terug te laten keren naar Nederland. Enkele dagen later maakten we een wandeling door het park Taman Kearifan bij ons in de buurt toen we een telefoontje kregen met de vraag of we zaterdag al konden vertrekken. Na een paar hectische dagen kwamen we met de nodige tegenzin zondagochtend aan op Schiphol.
Saskia en ik hebben helaas de onzekerheid van het bestaan ons nog niet eigen kunnen maken, zoals vele Indonesiërs dat wel lijken te hebben. Deze tijdelijke periode van terugkeer, waarin veel onduidelijk en vrijwel alles veranderlijk is zal dus niet makkelijk worden. We proberen zoveel mogelijk het leven en de ontwikkelingen in Indonesië te volgen. Gelukkig kunnen we online taallessen blijven volgen, contact onderhouden met vrienden en collega’s en kan ik waar mogelijk zelfs de online colleges van de UKDW volgen.
Ondertussen is in Indonesië het coronavirus nu wel erkend als de ramp die het is, vooral in Jakarta, maar het is nog erg onzeker of het Indonesische gezondheidsstelsel de zorgvraag van potentieel miljoenen Indonesiërs aankan. Ik hoor de afgelopen weken regelmatig van Indonesische collega’s en vrienden over mensen die ziek worden of zelfs komen te overlijden, maar die niet getest worden op het coronavirus. Het is dus nog maar de vraag of ooit inzichtelijk zal worden hoeveel slachtoffers het virus zal maken in het land.

Kor Grit     Theologiedocent in Indonesië

Naar de bron van batik

Blog 1                  vrijdag 21 februari 2020
Sinds drie weken mogen Saskia en ik Yogyakarta onze woonplaats noemen. Het is natuurlijk een hectische periode met veel gewenning, maar tegelijkertijd ook met veel verwondering en mooie nieuwe ervaringen. Bovendien is het verband tussen Nederland en Indonesië nooit ver te zoeken. Zo merkte ik ook tijdens een bezoek aan pendeta Aris, een predikant en bekende batik schilder in Yogyakarta.

Uitzenddienst

De zondag voor ons vertrek naar Indonesië kregen waren we nog verwelkomd in de Ichthuskerk in Tholen voor een uitzenddienst. Tijdens de dienst werd ondermeer stilgestaan bij de gastvrijheid van de universiteit en kerken in Indonesië voor ons als gasten uit Nederland. Verder werd de schoonheid van de diversiteit aan kerken en gelovigen benadrukt. De perspectieven en ervaringen van Indonesiërs kunnen een verrijking voor ons eigen geloof en spiritualiteit betekenen. Dat wordt goed geïllustreerd in de batik van pendeta Aris. Door middel van deze typisch Indonesische kunstvorm geeft hij heel concreet en beeldend uiting aan het christendom in Indonesische en Javaanse context. Zijn batik van het verhaal over de wonderbare spijziging werd door Kerk in Actie aan de Ichthuskerk aangeboden.

Interreligieuze batik

Enkele weken na deze uitzenddienst had ik het geluk dat ik diezelfde pendeta Aris kon bezoeken. In zijn atelier in Yogyakarta hadden we een gesprek over Indonesische cultuur en hoe deze vorm krijgt in Indonesische kerken. Verder vertelde pendeta Aris dat veel van zijn batik gemaakt wordt door moslims en christenen gezamenlijk. Hij ziet de kunst als een middel om christenen en moslims uit de omgeving met elkaar in contact te brengen en ervoor te zorgen dat ze goed met elkaar overweg kunnen. Door de batik raken christenen en moslims in gesprek over religie, spiritualiteit en hun gezamenlijke Javaanse cultuur.

Al met al zijn de eerste weken in Yogyakarta dus een prachtige introductie geweest in Indonesische cultuur en in interreligieuze relaties in het land. De komende jaren hoop ik over precies deze onderwerpen steeds meer te leren.