Leesrooster voor het Heilig Avondmaal

                        De sacramenten zijn bedoeld om ons geloof te versterken,                         want geloof is iets kwetsbaars. Anders dan je zou verwachten                 kan je geloof juist door beproevingen sterker worden.

                        We overdenken hoe God het geloof van Abraham op de proef                   stelde.

 

 

Enige tijd later stelde God Abraham op de proef. ‘Abraham!’ zei Hij. ‘Ik luister,’ antwoordde Abraham. ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak, en ga met hem naar het gebied waarin de Moria ligt. Daar moet je hem offeren op een berg die Ik je wijzen zal.’ De volgende morgen stond Abraham vroeg op. Hij zadelde zijn ezel, nam twee van zijn knechten en zijn zoon Isaak met zich mee, hakte hout voor het offer en ging op weg naar de plaats waarover God had gesproken. Op de derde dag zag Abraham die plaats in de verte liggen. Toen zei hij tegen de knechten: ‘Blijven jullie hier met de ezel. Ikzelf ga met de jongen verder om daarginds neer te knielen. Daarna komen we naar jullie terug.’ Hij pakte het hout voor het offer, legde het op de schouders van zijn zoon Isaak en nam zelf het vuur en het mes. Zo gingen zij samen verder. ‘Vader,’ zei Isaak. ‘Wat wil je me zeggen, mijn jongen?’ antwoordde Abraham. ‘We hebben vuur en hout,’ zei Isaak, ‘maar waar is het lam voor het offer?’ Abraham antwoordde: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ En samen gingen zij verder. Toen ze waren aangekomen bij de plaats waarover God had gesproken, bouwde Abraham daar een altaar, schikte het hout erop, bond zijn zoon Isaak vast en legde hem op het altaar, op het hout. Toen pakte hij het mes om zijn zoon te slachten. Maar een engel van de HEER riep vanuit de hemel: ‘Abraham, Abraham!’ ‘Ik luister,’ antwoordde hij. ‘Raak de jongen niet aan, doe hem niets! Want nu weet Ik dat je ontzag voor God hebt: je hebt Mij je zoon, je enige, niet willen onthouden.’ Toen Abraham opkeek, zag hij een ram die met zijn horens verstrikt was geraakt in de struiken. Hij pakte het dier en offerde dat in de plaats van zijn zoon. Abraham noemde die plaats ‘De HEER zal erin voorzien’. Vandaar dat men tot op de dag van vandaag zegt: ‘Op de berg van de HEER zal erin voorzien worden.’                                                                                      Genesis 22:1-14

Maandag

 

Het is niet eenvoudig om in de loop van je leven te ontdekken wat Gods wil is, wat Hij heel concreet van je vraagt, waar Hij met je naar toe wil. Hoe kan de HEER, die kinderoffers verafschuwt, van Abraham vragen om zijn zoon te offeren? Het is verbazingwekkend dat Abraham geen vragen stelt en meteen de nodige voorbereidingen treft om te vertrekken. Toch moet er van alles door zijn hoofd gespookt hebben. We zien dat hij meteen voorbereidingen begint te treffen. Je kunt alleen gehoorzamen als je degene die het vraagt ook volledig vertrouwt.

 

Dinsdag

 

Als Bijbellezers horen we vanaf het begin dat dit een proef is. God wil weten hoe groot Abrahams ontzag voor Hem is. Het lijkt voor ons een onmogelijke opdracht om aan te voldoen, maar Abraham moet er iets in herkend hebben van die allereerste keer dat de Heer hem riep. Ook toen moest hij afscheid nemen van alles wat hem dierbaar en vertrouwd was: zijn land en familie. Hij moest het onbekende tegemoet gaan. En hij dééd het. Zijn leven lang heeft hij rondgezworven en gewacht op de vervulling van Gods belofte. En nu hij eindelijk één zoon heeft, vraagt de Heer hem opnieuw om op weg te gaan en afscheid te nemen van het liefste wat hij heeft. Het staat er zo nadrukkelijk: ‘Roep je zoon, je enige, van wie je zoveel houdt, Isaak. Je moet hem offeren.’ We horen niet wat er door Abraham heen ging, maar uit zijn daden merken we dat hij ook nu, net als eens in Ur, God gehoorzaamt, ook al begrijpt hij er niets van.

 

Woensdag

 

‘Op de derde dag…’ Let er maar eens op in de Bijbel: op de derde dag gebeurt er altijd iets beslissends. Daarom is onze Heer ook opgestaan op de derde dag na zijn kruisiging. Deze derde dag begint met Abrahams opdracht aan zijn knechten om achter te blijven. Was hij misschien bang dat ze hem zouden tegenhouden? Het is in elk geval opvallend dat hij zegt dat ze de HEER gaan vereren, en daarna komen we naar jullie terug. Geloofde Abraham werkelijk dat hij samen met Izaäk zou terugkeren, of probeerde hij zijn knechten te misleiden?

 

 

Donderdag

 

Tot tweemaal toe staat er exact dezelfde zin: ‘Zo gingen zij samen verder.’ Je ziet ze samen lopen, ieder met zijn eigen last. Het grootste deel van de tocht liepen ze zwijgend naast elkaar, ieder met zijn eigen gedachten. We horen slechts van één kort gesprekje. Izaäk wil weten: ‘Waar is het lam voor het offer?’ Wat een beproeving moet ook die vraag voor Abraham geweest zijn! Wat moet hij daar op antwoorden? De reactie die hij geeft gaat boven zijn verstand en voorstellingsvermogen uit: ‘God zal zich zelf van een offerlam voorzien, mijn jongen.’ Dat is nou geloof, dat je met overtuiging kunt zeggen: Ik weet niet hoe, maar God zal voorzien.

 

Vrijdag

 

God laat Abraham echt tot het uiterste gaan. We lezen stap voor stap wat hij op de berg Moria doet. Hij bouwt er een altaar. Dan legt hij het hout erop. Vervolgens bindt hij zijn zoon vast, legt hem op het altaar. En uiteindelijk pakt hij zelfs het mes al vast. Tijd genoeg om zich nog te bedenken…

Pas op het allerlaatste moment grijpt de engel van de HEER in. En dan krijgt Abraham ook te horen waar dit allemaal voor nodig was: ‘Nu weet Ik dat je ontzag voor God hebt.’ God wilde zien of Abraham op Hem bleef vertrouwen zelfs als alle hoop vervlogen was. Hij wilde weten of Abraham werkelijk alles voor Hem over had.

Hoe ver gaat uw of jouw vertrouwen op God als je leven op dood spoor lijkt te komen? Durf je te geloven dat de Heer altijd nog een toekomst vol van hoop voor je heeft?

 

Zaterdag

 

Abraham is zo onder de indruk van de verrassende wending die de Heer gaf dat hij die plaats een naam gaf. Hij noemde die plaats: ‘De HEER zal erin voorzien.’ Die plaats heet verderop in de Bijbel de dorsvloer van Arauna. Daar werd voor God een altaar gebouwd toen de plaag stopte (2 Samuël 24). Op die plaats heeft koning Salomo de tempel gebouwd (2 Kronieken 3:1). Daar werden eeuwenlang de offers ter verzoening voor de zonden gebracht.

 

 

 

 

 

En daar, in Jeruzalem, stierf onze Heer Jezus Christus voor onze zonden.

Zo voorziet de Heer in wat er nodig is voor heel zijn schepping die zucht onder zonde en vergankelijkheid.

Geloven wij werkelijk in Gods voorzienigheid, in het allergrootste

– verzoening – maar ook in de kleinere dingen in je leven? Hoe vaak hebben we achteraf niet moeten erkennen dat wij ons onnodig zorgen hebben gemaakt? Gehoorzamen en vertrouwen. Daar komt het op aan.

 

Zondag

 

Abraham offerde de ram in de plaats van zijn zoon. In het Oude Testament waren alle eerstgeboren dieren en de eerste opbrengst van het land voor de Heer (Exodus 13:1). Maar de eerstgeborenen van de mensen werden door een offer gelost of vrijgekocht. Een offerdier stierf in de plaats van de eerstgeborene. God wil en zal ons niet werkelijk het liefste wat we hebben afnemen. Daarom gaf Hij in plaats daarvan zijn eigen Zoon. Dat gedenken we vandaag aan het Heilig Avondmaal. God voorziet!

 

 

Dit bericht is geplaatst in Geen categorie. Bookmark de permalink.